Vandaag gaan we de Nineveh tentoonstelling bekijken in het
Oudheidkundig Museum te Leiden.
De voorstellingen op de reliëfs betroffen veelal wrede veldslagen waarbij de Assyriërs altijd de overhand hadden. Het Assyrische Rijk werd met harde hand verdedigd en uitgebreid. Overwonnen volken werden gedeporteerd en hun steden met de grond gelijk gemaakt. De mannen mochten kiezen: of de dood, of ingelijfd worden in het Assyrische leger. De Assyriers kenden reeds het ijzer, en daardoor kon men betere wapens maken dan de omringende rijken die nog in de bronstijd verbleven.
Er was in Nineveh een rijkgevulde bibliotheek gesticht door
koning Assurbanipal. Ze bevatte geschriften van allerlei aard: bouwkundige
verhandelingen, boekhoudingen, heldhaftige verhalen als het Gilgamesj epos,
beschrijvingen van astronomische fenomenen, noem maar op. Omdat het papier
(papyrus) nog moest worden uitgevonden, werd in spijkerschrift geschreven op
kleitabletten. Erg praktisch en duurzaam. Wel eens een fotokopietje van 20 jaar
oud gezien? Een kleitablet van 3000 jaar oud is beter leesbaar.
In de achttiende en negentiende eeuw ontstond in Europa
belangstelling voor antieke culturen en de overblijfselen ervan. Vele
opgravings expedities werden op touw gezet, naar Egypte, Griekenland, Turkije,
en natuurlijk het land tussen de Eufraat en de Tigris.
Aanvankelijk waren het meer rooftochten naar schatten en
trofeeën, maar geleidelijk werd het archeologisch onderzoek professioneler. De
artefacten uit Nineveh die op de tentoonstelling te zien zijn, zijn afkomstig
uit vele beroemde musea, zoals het British museum, het Louvre en het
Metropolitan. Maar ook Veel reliëfs zijn
gipsen afgietsels, die vervoeren wat gemakkelijker dan de fragiele zandstenen
originelen.
Ook zijn er vele originele kleitabletten te zien. Van de
meeste is precies bekend wat er op staat. Een vak apart, dat spijkerschrift
vertalen. De tekens zijn pietepeuterig en een tablet is helemaal volgekriebeld.
Het heeft overigens nog best lang geduurd tot de correcte
locatie van Nineveh bij alle opgravers bekend was. Er is veel opgegraven in
andere antieke ruïnes in de veronderstelling dat het Nineveh was. Maar goed, in
zo’n ruïneveld worden over het algemeen geen naambordjes teruggevonden. Zo zijn
de hangende tuinen van Babylon (een van de zeven wereldwonderen) nooit
gevonden, maar wel zijn in Nineveh resten van prachtige daktuinen
teruggevonden. Antieke bronnen zijn notoir onbetrouwbaar. Had men de weg maar
gevraagd aan de inwoners van Mosul, vlakbij de resten van Nineveh aan de ander
oever van de Tigris. Die wisten wel waar het lag.
Wie kent niet het Bijbelse verhaal van Jonas? De meeste
mensen (waaronder ik) komen niet verder dan dat ie verzwolgen werd door een
walvis. Maar hij werd weer uitgespuugd, omdat ie onderweg was naar Nineveh om
de inwoners te waarschuwen dat hun decadente levenswandel de toorn van God had
opgewekt, en dat de stad verwoest zou worden. Nou, die verwoesting ging even niet door, want
de Nineveeërs kwamen tijdig tot inkeer.
Later, in de zevende eeuw voor Christus, sloeg het noodlot
alsnog toe: een alliantie van buurvolkeren van de Assyriërs belegerde Nineveh,
nam de stad in en maakte haar met de
grond gelijk. Gewoontetrouw werd er vervolgens flink gemoord en gedeporteerd.
In die tijd hield men de score bij met afgeslagen hoofden. Obelix deed het later
wat vriendelijker met het tellen van Romeinse helmen.
Zo kwam er een einde aan het bestaan van de stad, dat
duizenden jaren had geduurd. De archeoloog Max Mallowan (echtgenoot van Agatha
Christie) groef in Nineveh een put van 27 meter diep. Tijdens het graven vond
hij allerlei resten van vaatwerk waarvan de stijl veranderde naarmate hij
dieper kwam. Tot hij tenslotte op de laatste laag stuitte die van 2700 voor
Christus dateerde. Datering via vaatwerk is ook tegenwoordig nog steeds
gebruikelijk.
Ook wrede gewoonten zijn overigens niet verdwenen: Irak is
in de tegenwoordige tijd het toneel van grove wreedheden door IS-staat. En de
weinige in het koninklijk paleis van Nineveh overgebleven artefacten (reusachtige
gevleugelde paarden en reliëfs) zijn in
2016 met de sloophamer vernield.
Al met al een boeiende middag. Een prachtig gedocumenteerde
tentoonstelling. We komen nog eens terug (vóór 25 maart 2018). We krijgen een sticker op onze museumkaart,
dat we de eenmalige toeslag van Eur 2,50 reeds betaald hebben.
De foto’s bij dit blog zijn persfoto’s af komstig van de
website van RMO. Ook de moeite waard.